Lievevrouwebedstro
Lievevrouwebedstro / Galium odoratum
Lievevrouwebedstro (Galium odoratum; synoniem: Asperula odorata) is een overblijvende, winterharde, kruidachtige plant uit de sterbladigenfamilie (Rubiaceae)
Andere benamingen: Bedje op het stro, Bedstro, Mottekruid, Onze-Vrouwe-Wiegstro, Ruwkruid, welriekende woudmeester, Wiegstro.
Lievevrouwebedstro werd vroeger gebruikt om tussen het stro in bed te leggen ter bevordering van de nachtrust.
De soortnaam ‘odoratum/odorata’ is het Latijn voor geurig. Lievevrouwebedstro heeft een hele typische geur -vooral na licht verwelken- die aan hooi of gemaaid gras doet denken.
Volledige beschrijving
Lievevrouwebedstro groeit kruipend over de grond en vormt ondergrondse uitlopers. Het blad is groen, en groeit stervormig met hele kleine witte bloempjes, welke als bijschermen op een lange steel staan. Ze bevatten veel nectar. Lievevrouwebedstro wordt ook wel als winterharde bodembedekker toegepast op plaatsen waar vanwege schaduw bijna niets anders meer wil groeien. Als je het kruid droogt heeft het een speciale geur en wordt daarom ook wel bij linnengoed toegepast.
Doordat de plant zich door haar kruipende wortelstok vlug vermeerdert, komt zij steeds in grote hoeveelheden voor en vormt als het ware één groot groen tapijt met een massa witte sterretjes.
De plant heeft een dunne, kruipende wortel met veel uitlopers. De vierkantige, rechtopstaande stengel is 10-30 cm hoog, teer, onvertakt en alleen op de knopen behaard. De zes tot negen enkelvoudige, lancetvormige blaadjes zijn 1-4 cm lang en schijnbaar sterbladig. Eigenlijk zijn er maar twee blaadjes, de overige zijn steunblaadjes die echter een soortgelijke vorm en functie hebben. Ze staan als spaken rond een wiel.
De vegetatieve delen van de plant zijn reukloos, maar de bloemen verspreiden een zoete geur. In gedroogde toestand zijn het de bladeren die naar gemaaid gras ruiken door de coumarine die bij het verwelken vrijkomt.
- Hoogte: 10-20 cm
- Oogsttijd: Het Lievevrouwebedstro wordt geoogst in april tot juni, vlak voor of in het begin van de bloei. Omdat de samengestelde cumarines tijdens het verwelken uiteenvallen in eenvoudiger verbindingen die de geur veroorzaken, ruikt gedroogd en drogend Lievevrouwebedstro sterker dan het verse kruid.
- Bloei: De plant bloeit in mei en juni.
- Standplaats: Lievevrouwebedstro gedijt het best in frisse, humusrijke bodem in schaduw tot halfschaduw. Een plekje in de zon is ook mogelijk, maar echt goed gedijen zal het kruid daar niet.
- Verzorging: Lievevrouwebedstro is een bosplant, die dus een schaduwplekje vraagt op losse, vochtige, humusrijke grond. In de zon worden de blaadjes lichtgroen, waardoor de witte stervormige bloempjes bijna geen contrast meer vormen met de bladeren en de plant veel van zijn decoratieve waarde verliest. Op een zonnige en tegelijkertijd droge standplaats wordt de plant bruin en sterft af.
- Vermeerdering:
Men kan de plant vermeerderen door zaaien. Nieuw zaad ontkiemt goed, maar oud zaad kan wel een jaar in de grond blijven zitten.
Daar lievevrouwebedstro van nature weinig zaad produceert, maar veel ondergrondse uitlopers heeft, is het gebruikelijker de plant te stekken of te scheuren.
Neem in het voorjaar of in het najaar stekken van een volwassen plant. Kies stevige stengels van ca. 10 cm lang en verwijder de onderste blaadjes. Doop de stekken eerst in water en dan in een groeistof. Plant deze, met het kale gedeelte volledig bedekt, in een bak, gevuld met vochtig grof zand. Houd het zand vochtig en zet de stekjes in de schaduw. De stekjes schieten binnen drie weken wortel. Plant ze daarna uit.
In de lente of in het vroege najaar kan men het kruid ook scheuren.